Wat is motorisch leren?

Leren is een proces waarbij een plastische verandering van het brein plaatsvindt, op basis van specifieke ervaringen met de omgeving. Het leren van nieuwe kennis en vaardigheden kan op verschillende manieren gebeuren. Als men het over leren heeft, is retentieperiode een onvermijdelijk term. Onder retentie wordt verstaan dat na een periode van leren een bepaalde periode van niet leren volgt. Zelfs na deze periode van niet leren kan een verbetering optreden van het geleerde. Als voorbeeld kan hierbij gedacht worden aan het aanleren van een koprol. Er wordt geoefend in een les om een koprol uit te kunnen voeren. Aan het einde van de les is het gelukt om zelfstandig een koprol uit te voeren. Als in een aansluitende periode (bijvoorbeeld 4 weken) geen koprol geoefend wordt, is het de bedoeling dat ook na deze periode (de zogenaamde retentieperiode) een koprol uitgevoerd kan worden. Indien dit daadwerkelijk het geval is kan men spreken van leren. Er is namelijk iets in het brein veranderd waardoor de motorisch vaardigheid “de koprol” uitgevoerd kan worden, zonder daarvoor recentelijk geoefend te hebben.

Retentie en Transfer

Naast de retentieperiode is de transfertaak een belangrijk aspect als er over leren gesproken wordt. Onder transfer wordt verstaan dat het geleerde ook in een (compleet) andere situatie kan worden toegepast. Als de koprol in een gymzaal is geoefend tijdens een les, is het de bedoeling dat de koprol ook in een andere situatie uitgevoerd kan worden, bijvoorbeeld thuis op een kleed in de woonkamer. Een definitie van (motorisch) leren is de volgende:

leren is ‘een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel als gevolg van specifieke ervaringen met de omgeving’ (naar lezingen van Peter Beek).

Bij veel sportverenigingen en sportclubs wordt bij het aanleren van (nieuwe) motorische vaardigheden gebruik gemaakt van het herhalen van een ideale beweging. Één en dezelfde beweging wordt continu herhaalt. Denk aan een hockeypush die elke keer op exact dezelfde manier herhaald wordt. De gedachte is, hoe vaker de ideale beweging herhaald wordt, hoe beter men in die beweging wordt. Het herhaaldelijk repeteren van de ideale beweging (traditioneel leren) wordt ook wel drillen genoemd. Uit onderzoek van Bernstein (1967) naar het slaan van een spijker met een hamer door een getrainde smit, komt naar voren dat geen enkele beweging exact hetzelfde uitgevoerd werd, terwijl het doel gelijk bleef. Bernstein concludeerde dan ook dat twee bewegingen met hetzelfde doel, niet exact hetzelfde worden uitgevoerd (Bernstein, 1967). Daarnaast zijn ook individuele verschillen in het uitvoeren van bewegingen bekend. Als het niet mogelijk is om exact dezelfde beweging te reproduceren, waarom zou je dan de ideale beweging trainen?

Variatie is de sleutel

Variatie is essentieel om te leren. Daarom leren wij kinderen op een heel gevarieerde manier verschillende sportvaardigheden aan. Voor het aanbrengen van variatie zijn er drie aangrijpingspunten: de taak, de omgeving en het individu (Beek, 2011). In elke les variëren wij ontzettend veel. We wisselen in taak door bijv. met verschillende balformaten te voetballen (de taak), we oefenen tennisvaardigheden ook op het klim&klauter parcours (de omgeving) en we laten de kinderen balanceren met een blinddoek om of rennen met een partnerbandje (het individu).

Bronnen

Beek P.J. (2011). Nieuwe, praktische relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van random variaties in de uitvoering (deel 5). Sportgericht, 6, 30-35. Bernstein N.A. (1967). The coordination and regulation of movements. Pergamon press: London.

Overige items